Luke 12

1Daarentussen als vele duizenden der schare bijeenvergaderd waren, zodat zij elkander vertraden, begon Hij te zeggen tot Zijn discipelen: Vooreerst wacht uzelven voor den zuurdesem der Farizeën, welke is geveinsdheid.
 als vele Namelijk de Farizeën en schriftgeleerden op Hem aanhielden met vragen, gelijk in Luk 11:53 , te zien is.
,
 duizenden der schare bijeenvergaderd waren, Grieks tien duizenden.
,
  wacht uzelven voor den zuurdesem der Farizeën, Namelijk opdat gij daardoor niet wordt bedrogen, of hun voorbeeld niet volgt.
2En er is niets bedekt, dat niet zal ontdekt worden, en verborgen, dat niet zal geweten worden. 3Daarom, al wat gij in de duisternis gezegd hebt, zal in het licht gehoord worden; en wat gij in het oor gesproken hebt, in de binnenkamers, zal op de daken gepredikt worden.
 in de duisternis gezegd hebt, Dat is, in het heimelijke.
,
 op de daken gepredikt worden Dat is, in het openbaar, voor een ieder. Zie de reden van deze manier van spreken in de aantekeningen Mat 10:27 .
4En Ik zeg u, Mijn vrienden: Vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en daarna niet meer kunnen doen.
 niet meer kunnen doen Grieks niet hebben wat zij overvloediger doen zouden.
5Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien!
 de hel te werpen; Grieks de gehenne. Zie daarvan Mat 5:22 .
6Worden niet vijf musjes verkocht voor twee penningskens? En niet een van die is voor God vergeten.
 penningskens? Grieks Assariois; van welker penninkjes waarde zie Mat 10:29 .
7Ja, ook de haren uws hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven.
 gij gaat vele musjes te boven Grieks gij verscheelt van vele musJes.
8En Ik zeg u: Een iegelijk, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods. 9Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods. 10En een iegelijk, die enig woord spreken zal tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen den Heiligen Geest gelasterd zal hebben, dien zal het niet vergeven worden.
 enig woord spreken zal Dat is, iets.
,
 tegen den Zoon des mensen, Dat is, die uit menselijke zwakheid, vrees of onwetendheid Christus' persoon, ambt en leer tegenspreekt of lastert.
,
 tegen den Heiligen Geest gelasterd zal hebben, Dat is, wie mij moedwillig en uit haat, tegen de overtuiging des Heiligen Geestes, zal geloochend, of gelasterd hebben. Zie hiervan bredere verklaring Mat 12:32 .
11En wanneer zij u heenbrengen zullen in de synagogen, en tot de overheden en de machten, zo zijt niet bezorgd, hoe of wat gij tot verantwoording zeggen, of wat gij spreken zult;
 zijt niet bezorgd, Zie hiervan de verklaring Mat 10:19 .
12Want de Heilige Geest zal u in dezelve ure leren, hetgeen gij spreken moet.
 leren, hetgeen gij spreken moet Matth. 10:19 staat geven; dat is ingeven.
13En een uit de schare zeide tot Hem: Meester, zeg mijn broeder, dat hij met mij de erfenis dele. 14Maar Hij zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot een rechter of scheidsman over ulieden gesteld? 15En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zijn goederen.
 gierigheid; Het Griekse woord betekent een onverzadelijke begeerte om altijd meer te hebben.
,
 want het is niet in den overvloed Grieks want niet in het overvloeien van iemand, is zijn leven uit zijne goederen.
16En Hij zeide tot hen een gelijkenis, en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen;
 land had wel gedragen; Grieks landschap; dat is een grote streek lands, die deze man bezat.
17En hij overleide bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen. 18En hij zeide: Dit zal ik doen; ik zal mijn schuren afbreken, en grotere bouwen, en zal aldaar verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijn goederen; 19En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel! gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk.
 die opgelegd zijn voor vele jaren, Grieks leggende.
20Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn?
 zal men uw ziel van u afeisen; Grieks zullen zij uwe ziel van u eisen; dat is weghalen of wegnemen.
21Alzo is het met dien, die zichzelven schatten vergadert, en niet rijk is in God.
 schatten vergadert, Namelijk om alleen tot zijn eigen gemak en vermaak te gebruiken.
,
 niet rijk is in God Dat is, die niet is voorzien met de ware kennis en vreze Gods en met vertrouwen op Hem. Zie 1Ti 6:17-18 .
22En Hij zeide tot Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult.
 niet bezorgd voor uw Namelijk met al te grote en angstige zorg, Mat 6:25 .
,
 leven, Grieks ziel.
23Het leven is meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding. 24Aanmerkt de raven, dat zij niet zaaien, noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogelen te boven?
 hoeveel gaat gij de vogelen te boven? Grieks hoeveel meer verschilt gij van de vogelen.
25Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen?
 een el tot zijn lengte toedoen? Grieks enen cubiet. Zie Mat 6:27 .
26Indiën gij dan ook het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere dingen bezorgd?
 andere dingen bezorgd? Grieks overige; namelijk die er behoren tot onderhoud des lichaams en dezes levens.
27Aanmerkt de leliën, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest als een van deze. 28Indiën nu God het gras dat heden op het veld is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, hoeveel meer u, gij kleingelovigen!
 het gras dat heden op het veld is, Zie hiervan Mat 6:30 .
29En gijlieden, vraagt niet, wat gij eten, of wat gij drinken zult; en weest niet wankelmoedig.
 vraagt niet, Of, zoekt niet.
,
 weest niet wankelmoedig Of, twijfelmoedig. Grieks zweeft niet herwaarts en derwaarts; namelijk met uwe zorg en gedachten. Eene manier van spreken, genomen van de volken, die omhoog in de lucht herwaarts en derwaarts drijven.
30Want al deze dingen zoeken de volken der wereld; maar uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft.
 de volken der wereld; Of, heidenen; dat is de wereldse mensen.
31Maar zoekt het Koninkrijk Gods, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
 toegeworpen worden Grieks toegelegd, of toegezet worden.
32Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven.
 het Koninkrijk te geven Namelijk Gods, of der hemelen.
33Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes. Maakt uzelven buidels, die niet verouden, een schat, die niet afneemt, in de hemelen, daar de dief niet bijkomt, noch de mot verderft.
 Verkoopt hetgeen gij hebt, Namelijk liever dan dat gij de armen in hunnen nood zoudt verlaten. Zie Act 4:34 .
34Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn. 35Laat uw lendenen omgord zijn, en de kaarsen brandende.
 uw lendenen omgord zijn, Dat is, zijt bereid. Eene manier van spreken, genomen van des lands wijze, waar zowel mannen als vrouwen lange klederen droegen, die zij opschortten als zij zich bereidden om te reizen of iets te doen.
36En zijt gij den mensen gelijk, die op hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de bruiloft, opdat, als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen.
 wachten, Dit wordt genomen van de gelijkenis der bruiloften, die des nachts gehouden worden, Mat 25:1 , Mat 25:6 .
,
 wederkomen zal van de bruiloft, Grieks uit de bruiloft zal scheiden, zal los, of ontslagen worden.
37Zalig zijn die dienstknechten, welke de heer, als hij komt, zal wakende vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden, en zal hen doen aanzitten, en bijkomende, zal hij hen dienen. 38En zo hij komt in de tweede nacht wake, en komt in de derde wake, en vindt hen alzo, zalig zijn dezelve dienstknechten.
  nacht- wake, De nacht werd gedeeld in vier waken, opdat de een na de ander de wacht zou houden. Zie van deze waken Mat 14:25 .
39Maar weet dit, dat, indien de heer des huizes geweten had, in welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. 40Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.
 komen Namelijk ten oordeel, 1Th 3:13 ; 2Pe 3:10 ; Rev 3:3 , en Rev 16:15 .
41En Petrus zeide tot Hem: Heere! zegt Gij deze gelijkenis tot ons, of ook tot allen? 42En de Heere zeide: Wie is dan de getrouwe en voorzichtige huisbezorger, dien de heer over zijn dienstboden zal zetten, om hun ter rechter tijd het bescheiden deel spijze te geven?
 het bescheiden deel Grieks toegemeten spijs, of koren.
43Zalig is de dienstknecht, welken zijn heer, als hij komt, zal vinden, alzo doende. 44Waarlijk, Ik zeg ulieden, dat hij hem over al zijn goederen zetten zal. 45Maar indien dezelve dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen de knechten en de dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken, en dronken te worden; 46Zo zal de heer deszelven dienstknechts komen ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet; en zal hem afscheiden, en zal zijn deel zetten met de ontrouwen.
 afscheiden, Namelijk van zijn gezin. Anders, in tweeën houwen. Zie Mat 24:51 .
,
 ontrouwen Of, ongelovigen. Mat 24:51 wordt gezegd geveinsden.
47En die dienstknecht, welke geweten heeft den wil zijns heeren, en zich niet bereid, noch naar zijn wil gedaan heeft, die zal met vele slagen geslagen worden. 48Maar die denzelven niet geweten heeft, en gedaan heeft dingen, die slagen waardig zijn, die zal met weinige slagen geslagen worden. En een iegelijk, wien veel gegeven is, van dien zal veel geëist worden; en wien men veel vertrouwd heeft, van dien zal men overvloediger eisen.
 wien men veel vertrouwd heeft, Of, bij welken men veel weggelegd heeft.
49Ik ben gekomen, om vuur op de aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede ontstoken is?
 vuur op de aarde te werpen; Dat is, de leer des Evangelies, welke in zichzelve en ten aanzien der gelovigen ene leer des vredes is, maar door de boosheid der mensen, die haar niet willen verdragen, wordt zij een vuur der vervolging en aanleiding van tweedracht. Zie vs.51; Jer 23:29 ; 1Pe 1:7 .
,
 wat wil Ik, Of, wat wil ik meer, dewijl het reeds ontstoken is?
50Maar Ik moet met een doop gedoopt worden; en hoe worde Ik geperst, totdat het volbracht zij!
 doop gedoopt worden; Dat is, met zwaar lijden. Zie Mat 20:22 .
,
 geperst, Namelijk òf met benauwdheid, òf met begeerte totdat het volbracht is.
51Meent gij, dat Ik gekomen ben, om vrede te geven op de aarde? Neen, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid. 52Want van nu aan zullen er vijf in een huis verdeeld zijn, drie tegen twee, en twee tegen drie. 53De vader zal tegen den zoon verdeeld zijn, en de zoon tegen den vader; de moeder tegen de dochter; en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder tegen haar schoondochter, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. 54En Hij zeide ook tot de scharen: Wanneer gij een wolk ziet opgaan van het westen, terstond zegt gijlieden: Er komt regen; en het geschiedt alzo. 55En wanneer gij den zuidenwind ziet waaien, zo zegt gij: Er zal hitte zijn; en het geschiedt. 56Gij geveinsden, het aanschijn der aarde en des hemels weet gij te beproeven; en hoe beproeft gij dezen tijd niet?
 het aanschijn der aarde Dat is, gestalte, of gedaante.
,
 beproeven; Dat is, onderscheiden, gelijk verklaard wordt Mat 16:3 .
,
 dezen tijd niet? Dat is, de gelegenheid dezes tijds, in welken zoveel tekenen der tegenwoordigheid van den Messias geschieden, welke hierna genoemd wordt de tijd der bezoeking, Luk 19:44 .
57En waarom oordeelt gij ook van uzelven niet, hetgeen recht is?
 van uzelven niet, Namelijk eer gij daartoe gedwongen wordt, gelijk in het navolgende vs.58 te zien is.
58Want als gij heengaat met uw wederpartij voor de overheid, zo doet naarstigheid op den weg, om van hem verlost te worden; opdat hij misschien u niet voor den rechter trekke, en de rechter u den gerechtsdienaar overlevere, en de gerechtsdienaar u in de gevangenis werpe.
 verlost te worden; Namelijk met bevrediging en voldoening van uwe partij.
,
 gerechtsdienaar Grieks practor; dat is, maner, of afeiser van de schuld, bij den rechter gesteld.
59Ik zeg u: Gij zult van daar geenszins uitgaan, totdat gij ook het laatste penningsken betaald zult hebben.
 penningsken Hoeveel een penninkje waard was zie Mar 12:42 .
Copyright information for DutSVVA